Ik vraag me de laatste tijd wel eens af waarom ik deze ‘verhalen over mijn leven’ schrijf. Net een boek gelezen van Jean-Claude Carrière met veel korte oude verhalen: Le cercle des menteurs. Sommige passages (vertaald in het Nederlands) raken me.
“We vertellen verhalen, net zoals vroeger. En dat zullen we waarschijnlijk altijd blijven doen. We houden ervan om te vertellen. Weet je wat me gisteren overkwam? Nee? Luister!. En we luisteren. Vaak, zelfs als we iemand goed kennen, luisteren we geduldig als hetzelfde verhaal aan andere vrienden wordt verteld. We brengen dit vriendelijke offer. We weten dat hij (of zij) het leuk vindt om middenin het verhaal te staan. Een paar minuten de aandacht te hebben. Het is een echt bestaansmoment. We leven in een verhaal, in het onze en in de geschiedenis van sommige mensen die dicht bij ons staan. En we leven ook in andere verhalen, die we delen met onze buren, met een volk, soms zelfs met heel de aarde. ”
en “Op een dag vroeg ik neuroloog Oliver Sacks wat een ‘normaal’ mens is, naar zijn idee. Misschien een onbenullige vraag, maar hij had er een standpunt over. Hij aarzelde en antwoordde dat een normaal mens iemand is die zijn of haar eigen verhaal kan vertellen. Hij weet waar hij vandaan komt (met een oorsprong, een verleden en herinneringen in een zekere volgorde), hij weet waar hij is (zijn identiteit). En hij denkt dat hij weet waar hij naartoe gaat (hij heeft plannen met uiteindelijk de dood als eindpunt). Hij zit in de ontwikkeling van dat verhaal, hij ‘is’ een verhaal en hij kan het zelf vertellen.”
PS in dit verband: Vertel me wie ik ben op Netflix, een buitengewoon verhaal dat de moeite waard is.
Een nogal opvallende vermelding in mijn CV luidt: 1979-86 Eigenaar/wever van weverij AVE, 250 vloerkleden, lopers en wandkleden geweven en verkocht. Cursussen en materialen ontwikkeld voor verwerking van textielafval.
Van m’n 33ste tot 40ste runde ik weverij AVE. Eerst vanuit ons huis in de Obrechtstraat 283, waar we na onze commune-periode met de kinderen waren gaan wonen. Later vestigde ik de weverij aan de Prinsegracht 38 in Den Haag. Het was een spannende, maar ook woelige periode van zeven jaar. Erop terugkijkend, denk ik met de weverij een oude kinderdroom heb willen realiseren. Maar uiteindelijk rekende ik ermee af en begon vanaf mijn veertigste een wat serieuzer en kansrijker carrière.
De naam AVE ontstond toen ik een proeflapje weefde tijdens een cursus bij Tineke van Deenen in Amsterdam. Ik wilde mijn initialen RVE weven (van textielafval), maar het bleek AVE te zijn geworden.
Nadat ik 1977 op mijn 31ste (uiteindelijk) afstudeerde aan de EUR, kreeg ik daar snel een baan als wetenschappelijk medewerker bij vakgroep Bedrijfssociologie/kunde in een kleine vakgroep met prof. Jan Buiter, François Breuer, Cees Luscuere e.a. We gaven les aan doctoraalstudenten in avondopleiding, begeleidden hun onderzoeksprojecten en deden zelf onderzoek.
Op de dertiende etage van het EUR-gebouw met uitzicht op de Brienenoordbrug, werd me binnen een jaar duidelijk dat de wetenschap het niet was voor mij. Lesgeven ging me moeilijk af en kwam niet goed over bij de studenten. Het begeleiden van onderzoeksprojecten van studenten vond ik wél aantrekkelijk en stimulerend, maar zelf onderzoek doen stond ook snel tegen. Vooral door de toestanden waarmee je dan te maken kreeg met collega’s van andere vakgroepen, opdrachtgevers en alle bureaucratie eromheen. Daarover later misschien.
De zus van Hanneke: Marieke en haar man Gé hadden een weverij. Het Zwarte Schaap in een oude molen met aanbouw in Nederhorst den Berg. Marieke en anderen sponnen ongeverfde schapenwol en Gé weefde daar grote lappen van: dekens, lopers en kledingstof, waarvan Marieke dan weer jassen, kussens e.d. naaide. Als we daar op de molen waren vond ik vooral dat weven van Gé interessant. Het was een oud eenvoudig tweeschachts-getouw van, als ik me goed herinner, 1,60 m breed. Hij weefde die ongeverfde wol in linnenbinding in gestreept wit, bruin, grijs en allerlei varianten. Mooie degelijke, bijna onverslijtbare stoffen.
De jaren daarvoor had ik al veel gefantaseerd, zoals zoveel gedaan werd in die tijd, om ‘iets met mijn handen’ te gaan doen in plaats van kantoorwerk. In de commune aan de Zwarteweg stond een grote broodoven. Een tijdje maakte ik plannen om daarin brood te bakken en met een bakfiets rond te brengen in Den Haag, maar echt ver kwam het daarmee niet. In de ruimte waar die oven stond vestigden we onze anti-autoritaire kresj en het idee dat ik zes dagen in de week voor dag en dauw zou moeten opstaan trok ook niet echt.
Maar dat weefgetouw van Gé bleef wel hangen. In die tijd was Hanneke vrijwilliger bij Emmaus Welvaartsresten Den Haag aan de Prinsegracht, ze bestierde daar een grote voorkamer die de ‘boetiek’ werd genoemd, met mooie spullen, kleding, maar ook schilderijen en fraaie huisraad en snuisterijen.
Gé Verheul achter zijn getouw in weverij Het Zwarte Schaap.
Op een bepaald moment vertelde ze dat er in een kelder (van dat enorme pand dat ze een paar jaar daarvoor met Simon Kamper had gekraakt) een weefgetouw stond met een onaf weefsel, waar iemand ooit aan begonnen was, maar nooit had afgemaakt, en waarvoor niemand meer belangstelling had. We vroegen of dat ding (in bruikleen) mee naar huis mochten nemen om te proberen er weefsels op de maken van textielresten die bij Emmaus natuurlijk ruim voorradig waren.
Al snel stond het mooie blankhouten Zweedse Glimåkra getouw van 1,40 meter breed in onze serre en zetten we er – met veel moeite – een korte schering op. Daarna stonden we oude gordijnen en lappen in repen te scheuren om het eerste voddenkleedje mee te weven. In het begin deden Hanneke en ik veel samen, maar na een tijdje werd duidelijk dat ik toch wel degene was die er echt mee wilde doorgaan. De kleedjes die ik weefde (van 1,40 bij ongeveer 2,20 m) vonden gretig aftrek bij familie en kennissen die bereid waren er een paar honderd gulden voor te betalen. Zo begon het plan te rijpen om er een echt bedrijf van te maken. (wordt vervolgd)
Daar zat ik dan, achter mijn eerste Glimåkra getouw (met het proeflapje AVE op de achtergrond).