Een verhaal over mijn leven – 11 –

Afscheid van oom John

Is het goed om kinderen op jonge leeftijd te betrekken bij sterfgevallen of andere rampen die zich in families afspelen? Of is het beter ze te beschermen tegen de confrontatie met stervenden, gestorvenen en/of de hevige emoties die daarmee gepaard kunnen gaan? Een eenvoudig antwoord hierop is er niet.

portret oom John
Charles Nicolaas ‘John’ van Oostrum 1922-1949.

Mijn jongste herinneringen zijn van toen ik een jaar of twee/drie was. Ze spelen zich af in de woonkamer van de Harstenhoekweg 55 in Scheveningen, waar we tot mijn twaalfde woonden. Ik zit aan de eettafel met het wollen kleed; ’t is donkergroen, bruin en wit met allerlei pluizige kleurtjes. Aan tafel zitten mijn moeder en oom John. Hij is de jongere broer (toen rond de 26 jaar) van mijn moeder. Hij komt vaak even langs; door zijn werk als chauffeur voor een ambassade is ie geregeld vrij. Hij is groot en stoer, maar ook lief en hij praat en speelt met me, vaak iets grappigs. De herinnering is vooral dat we aan die tafel zitten. Dat hij met mijn moeder praat; ik hoor het wel, maar luister niet; wel zie ik hem daar schuin tegenover me zitten. Ik voel me veilig, warm en geborgen.

Aan mijn vader heb ik nauwelijks herinneringen uit die tijd. Niet zo verwonderlijk, want vaders waren zes dagen op hun werk en mijn vader kwam vaak ook laat thuis, als ik al op bed lag. Zondags moet hij er wel zijn geweest, maar herinneringen daaraan heb ik ook niet. Wel aan oom John. Ik denk dat ik met hem het eerst heb ervaren hoe grote mensen met kinderen kunnen spelen, zoals ik later ook vaak heb gedaan. ‘Afdalen’ naar het niveau van het kind en dan samen spelen, plezier maken. Maar dat heeft met oom John niet lang geduurd, want hij kwam in februari 1949 bij een auto-ongeluk om het leven.

Het ongeluk vond plaats waar nu de ingang van Park Oosterbeek is, aan de Benoordenhoutseweg. Daar was toen een filmstudio gevestigd.

Uit bescherming ben ik daar in het begin buiten gehouden. Ik heb niets van het ongeluk gehoord, ben niet bij de begrafenis geweest en – voorzover ik het weet – is me pas veel later verteld dat hij dood was. John was getrouwd met Diane, een Engelse en had twee kinderen: Hazel en Graham, die net als ik kort na de oorlog geboren zijn. We hadden allemaal een hechte band en kwamen veel bij elkaar over de vloer. Na dat ongeluk stortte mijn moeders wereld op alle fronten in. Weten doe ik het niet zeker, maar waarschijnlijk had mijn vader toen al een buitenechtelijke affaire of was die net achter de rug, waarover ik eerder uitgebreid schreef. Haar lievelingsbroer verongelukte en haar vader stortte daardoor totaal in. ‘Hij kronkelde als een worm kermend over de vloer,” zei ze me veel later over haar vader. Dat was misschien wel het ergste. Haar vader, rots in de branding, was een man die hun hele familie een prachtig leven had bezorgd, van hem leek opeens niets meer van over. Het beeld van de drie belangrijkste mannen in haar leven was totaal veranderd door ontrouw, dood en instorting.

Ondanks dat ik van al dat alles ben weggehouden, moet ik toch wel iets hebben opgevangen. Een vaak terugkerende droom die ik tot ongeveer mijn veertigste heb gehad is dat ik op de grond lig als klein kind en dat er een grote boze vrouw over me heenstapt. Woedend is ze, ze trapt niet op me, maar ik ben daar wel steeds bang voor. In die droom is duidelijk dat mijn aanwezigheid haar tot last is, dat ik er beter niet had kunnen zijn. Bij het wakker worden had ik vaak een gevoel van verlatenheid.

Mijn opa kocht een ‘eeuwigdurend’ zandgraf op begraafplaats Oud Eik en Duinen voor zijn overleden zoon. Hij zag het auto-ongeluk als de straf van god Zijn vrouw was protestant, hij katholiek en ze hadden besloten niet meer naar de kerk te gaan en hun kinderen niet te laten dopen. Kort na het ongeluk werd hij devoot katholiek; iedere ochtend, zeven dagen in de week ging hij naar de kerk vlakbij ons huis naast circus Strassburger. Hij moet wat hebben afgebeden en om vergiffenis gevraagd …

In een lange aangrijpende ‘afscheidsbrief’ aan haar broer die m’n moeder twee maanden na zijn dood schreef (ik vond hem na haar overlijden in 2001) staat o.a.: “Je bent de liefste broer geweest. Ook Robby kent je nog, hoewel hij anders gauw vergeet. Als ik om je huil, slaat hij z’n armpjes om m’n nek en zegt: “Niet huilen Mammie, ome John komt zoo dadelijk terug.”” Ik was toen nog geen drie jaar oud. Mijn moeder en ik gingen vaak naar het graf om bloemen te brengen. Dus moet ik wel iets hebben begrepen, maar ik herinner me dat niet meer.

Plotseling kwam die periode terug toen mijn oma, de moeder van oom John overleed in 1970. Bij het overleg over de begrafenis in het familiegraf op Oud Eik en Duinen kreeg ik een nogal hevig conflict met mijn moeder, omdat ik Michaël, toen net drie jaar, wilde meenemen. Mijn moeder vond dat niet kunnen. “Dat kan je dat arme kind niet aandoen,” zei ze, maar ik was pertinent, Michaël moest en zou meegaan. En dat gebeurde ook. Ik wilde niet dat hem hetzelfde overkwam als mij met de begrafenis van oom John. Provocerend met de kleine Mieg op mijn schouders liepen we naar het familiegraf en maakten de hele ceremonie mee, onder de afkeurende blikken van mijn moeder.

Nog later kwam ik er tijdens een therapie achter nog steeds verdriet en woede te hebben over oom John. Dat ik me verlaten voelde en vooral: dat ik nog nooit afscheid had genomen van hem. Tijdens een emotionele sessie, waarbij de therapeut voor ‘oom John’ speelde, nam ik afscheid, huilend me aan hem vastklampend. Dat bleek in de periode erna een hele opluchting te zijn geweest. Maar of het nu beter is kinderen altijd te betrekken bij een sterfgeval, ik weet het niet …

Een gedachte over “Een verhaal over mijn leven – 11 –

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s